Doe Maar

Opgenomen en gemixt, augustus en september 1979 in de BMI-studio’s, Weert

Techniek en mix: Peter Vincent
Productie: Ernst Jansz en Peter Vincent
Hoesfoto’s en artwork: Jan Bogaerts

Ernst Jansz: toetsen, steeldrum, klarinet, zang
Jan Hendriks: gitaren, ukelele, zang
Carel Copier: drums, fluit, percussie, zang
Piet Dekker: bas, zang

met:
Evert Hekkema: trompet
Patricia en Stella Maessen: zang
Zeth Mustama: percussie
Sjeng Kraft: accordeon

tracklist (klik voor de teksten van Ernst Jansz op de betreffende tracks)

  1. Anita (E.Jansz)
  2. Whisky Coke (P.Dekker)
  3. Wees niet bang voor mijn lul (E.Jansz)
  4. Je liet me staan (P.Dekker)
  5. Verdomme, ik doe het wel alleen (E.Jansz/P.Dekker)
  6. Hé,Hé (E.Jansz)
  7. Repelsteel (E.Jansz/J.Hendriks)
  8. Ik zou het willen doen (E.Jansz)
  9. Als de morgen komt (E.Jansz/C.Copier)
  10. Politieman (E.Jansz)
  11. Regen (E.Jansz)
  12. Het leven gaat door/Er verandert niks (E.Jansz)
  13. Karneval (E.Jansz)

Ernst Jansz:

Ik had in 1969 Janis Joplin in Amsterdam zien optreden en het maakte grote indruk hoe naadloos haar aankondigingen overgingen in haar liedjes. Met de CCC vielen we na onze Nederlandse praatjes altijd in het Engels in. Ik zag ineens hoe onnatuurlijk dat was en toen wist ik het zeker: ik wilde in mijn eigen taal zingen. In die tijd werd dat alleen gedaan in smartlappen en karnevalskrakers. Popmuziek werd door Nederlandse popmuzikanten in het Engels gezongen, zo hoorde dat gewoon. Nederlands was not done. Ik had inmiddels een heel repertoire aan Nederlandstalige liedjes bij elkaar geschreven en toog met bassist Piet Dekker van de Slumberlandband en de Rumbones op pad, op zoek naar een gitarist en een drummer.
Tijdens een optreden van de Rumbones in Doornroosje, Nijmegen, had Piet kennis gemaakt met Jan Hendriks, bassist bij de Brabantse band Steam. Er werd een afspraak gemaakt. In het gehucht Heijen, ergens op een boerenzolder, ontmoette Jan Hendriks en Carel Copier, de drummer. Er werd niet veel gesproken. We speelden al mijn nummers. Jan speelde op zijn gitaar meteen alle schema’s mee en Carel zong al drummend meteen in alle refreinen de tweede stem: een nieuwe band was geboren. Bij het zoeken naar een naam gingen we die middag alle titels van de nummers af. Doe Maar was er een van. Het was Carel die riep: Doe Maar! Dat is te gek man!
Onze eerste klus was een tournee met de Foolsband (wij schreven Foelsbent) op verzoek van de organisatie van het Festival of Fools dat jaar, omdat de clown Jango Edwards, die de jaren daarvoor de Foolsband leidde, dat jaar in het buitenland verbleef. Men had ons gevraagd omdat de Slumberlandband een graag geziene gast was geweest op het festival. Wij trokken ons, met onze roady Wim van Oevelen, de zangeressen Anouk Strijbosch en Truus de Groot en twee clowns, de bevriende fotograaf Jan Bogaerts en de zoon van de Neerkantse fietsenmaker, Mart De Corte, terug in een boerderijtje in het Friese gehucht Balk om er te repeteren. Helaas werden we allemaal verliefd op Anouk zodat van repeteren niet veel kwam. Toch stonden we niet veel later, op 24 juni 1978 in het Groningse Vera, waar we ons publiek shockeerden met nummers als Hondepoep en Incest.
Na de tour besloten we met z’n vieren als Doe Maar door te gaan, lieten onze eerste poster drukken van een foto die mijn vader ooit van mij als eigenwijze peuter in Amsterdam Noord had gemaakt.


De eerste Doe Maar poster, 1978. We schreven beatmuziek als bietmuziek.

We maakten opnames bij mij in de schuur in Neerkant en met de demo onder mijn arm ging ik met de trein op weg naar Hilversum, voor een audiëntie bij Joost den Draaier, discjockey en platenbaas. Tussen de telefoontjes had ie wel even tijd. Maar hij vond ‘t niks. Dat wordt nooit wat, zei hij.
Er zijn verschillende lezingen over hoe we bij Johnny Hoes’ platenmaatschappij Telstar in Weert terecht zijn gekomen. Aanleiding was wellicht het Doe Maar nummer Blozen van Piet Dekker, dat terecht was gekomen op de plaat Uitholling Overdwars, uitgegeven door Stichting Popmuziek Nederland, waarop verzameld een aantal opkomende Nederlandstalige bandjes uit die tijd waaronder Toontje Lager, de Jan van de Grond Groep, Nasmaak (zangeres Truus de Groot met het nummer Hondepoep!), Noodweer en Braak.


Uitholling Overdwars, een uitgave van Stichting Popmuziek Nederland, 1979. Vormgeving Marijke Visser.

Feit is, dat de technicus bij Telstar, Peter Vincent, net als ik in de gemeente Deurne woonachtig was en graag met ons wilde werken. Met hem achter de knoppen (ik wilde beslist geen producer) namen we onze eerste LP op. Een allegaartje van stijlen nog, het door Carel prachtig gezongen Wees niet bang voor mijn lul (rock&roll) en Verdomme ik doe het wel alleen (punk), maar ook veel Zuid-Amerikaans (Anita, Repelsteel, Politiekman, Karnaval) en, toch al nadrukkelijk aanwezig, reggae (Hé, hé, Regen, Als de morgen komt, Er verandert niks), waarbij Je liet me staan van Piet Dekker, die steeds meer begon te schrijven, een opmaat genoemd kan worden naar latere Doe Maar nummers. We worden bijgestaan door Evert Hekkema, jazz trompettist, die we hadden ontmoet tijdens een optreden in de Kring in Amsterdam, waar hij, vanuit een hoekje in de zaal, opeens met ons mee begon te blazen. Verder kleurden de Indische zusjes Maessen (Hearts of Soul, Dream Express) onze koortjes lichtbruin en sloeg Zeth Mustama (Massada) een fantastische percussiepartij in Karneval.


Doe Maar, de eerste platenhoes, 1979, ontworpen door Jan Bogaerts. Naast de vier bandleden zijn vrienden en bekenden uit de buurt (Deurne) gefotografeerd.

Toen de plaat klaar was bleek dat op alle platenhoezen over de blote piemel van Piet als potloodventer discreet een Doe Maar sticker geplakt was…
En zo kwam de plaat dan ook in de winkel te liggen.

Toen jaren later de CD versie verscheen, was men zo preuts niet meer.